Informatie:De potvis heeft verschillende records op zijn naam staan. Het is de grootste en zwaarste tandwalvis. Hij heeft de grootste hersenen van alle levende wezens. Verder is hij het zoogdier dat het diepste kan duiken (tot 3 km diep) en het langste zijn adem kan inhouden (tot 2 uur). Het is niet zonder reden dat Herman Melville de potvis koos voor de hoofdrol in zijn Moby Dick.
Een aantal kenmerken zorgen ervoor dat de potvis vrijwel direct te herkennen is. Van enige afstand ziet men vaak eerst de kolossale kop die één derde van de lichaamslengte in beslag neemt. De totale lichaamslengte bedraagt 11 tot 20 m voor volwassen mannetjes en 8,2 tot 17 m voor vrouwtjes. Vrouwtje bereiken een gewicht van minstens 10 ton (max. 20 ton) voor mannetjes kan dit oplopen tot maximaal 55 ton (gemiddeld 35 ton). Dichterbij is het spuitgat goed te zien dat zich op de voorste punt van de kop bevindt. Ook valt het bultje dat nog net voor een rugvin kan doorgaan onmiddellijk op. Achter deze 'rugvin' bevinden zich een reeks kleine bultjes tot aan de enorme staartvin. De borstvinnen of flippers zijn in verhouding met het lichaam aan de kleine kant. De potvis heeft een grijze kleur, maar kan een vlekkerig patroon hebben. Rond de bek heeft de walvis vaak witte vlekken. Jonge dieren zijn vaak iets donkerder van kleur. Ook albino's worden regelmatig waargenomen. In tegenstelling tot de gladde huid van dolfijnen, heeft de potvis een rimpelige huid die vaak wordt vergeleken met deze van gedroogde pruimen.
De merkwaardige vorm van de kop wordt veroorzaakt door het spermaceti-orgaan in het voorhoofd, dat zo'n 3000 liter wasachtig materiaal, het walschot, bevat. Dit orgaan helpt de potvis bij het duiken en stijgen. Door afkoeling wordt de was hard en krimpt. Door verwarming wordt de was zacht en zet uit. De potvis verandert zodoende van volume en ondervindt minder cq. meer opwaartse druk (Wet van Archimedes). De temperatuur van het walschot wordt beheerst door middel van de doorbloeding: als veel bloedvaten in het spermaceti-orgaan open zijn, stijgt de temperatuur.
Potvissen jagen op grote diepte op verschillende soorten inktvissen en pijlinktvissen. Ze eten per dag ongeveer 3% van hun eigen lichaamsgewicht aan prooidieren.
Potvissen leven doorgaans in groepsverband. Er bestaan twee soorten groepen: de crèches en de vrijgezellenklassen. De crèches vormen de kern van de potvisgemeenschap. Ze bestaan uit volwassen vrouwtjes en onvolwassen dieren van beide seksen, waaronder ook zuigelingen. Deze crèches leven rond eilanden, uit zee oprijzende toppen en het continentale plat in de tropen en gematigde streken en komen zelden ten noorden of ten zuiden van de 45ste breedtegraad. Onderzoekers hebben binnen deze crèches verschillende niveau's ontdekt. Kleine groepen, 'eenheden' genoemd, bestaan uit gemiddeld 13 dieren en blijven jaren, misschien levenslang, bij elkaar. Deze eenheden fuseren vaak tot 'groepen' van gemiddeld 23 dieren die ongeveer een week samenleven. Enkele groepen kunnen zich weer verenigen tot 'aggregaties', die enkele uren bestaan en gemiddeld 43 walvissen tellen. Waarschijnlijk geldt: hoe meer voedsel, hoe groter de verbanden. In de crèches bestaat een grote mate van samenwerking. Het is duidelijk dat de zorgzame moeder, die af en toe een half uur of meer naar de diepte moet duiken voor voedsel, hulp nodig heeft ter bescherming van haar jong dat nabij de oppervlakte moet blijven. Binnen de permanente eenheden zijn de jongen ieders verantwoordelijkheid. Vrouwtjes die geboren zijn in zo'n eenheid, blijven er mogelijk hun hele leven en ontwikkelen sterke banden met de andere leden. Jonge mannetjes gaan weg of moeten vertrekken, als ze tussen hun zevende en tiende gaan puberen. De draagtijd van een potvis duurt 14 tot 16 maanden, waarna 1 kalf wordt geboren. Een jonge potvis wordt pas op de leeftijd van 19 maanden gespeend, hoewel dit kan oplopen tot een leeftijd van 42 maanden, oftewel 3 en een half jaar. De jonge mannetjes sluiten zich aan bij sociaal onvolwassen mannetjes in de 'vrijgezellenklas', die een van de crèches gescheiden leven leidt, hoewel dat in hetzelfde gebied kan zijn. Als de mannetjes opgroeien, blijven ze zich associëren met mannetjes van gelijke leeftijd en vormen kleinere groepen. Als ze echt volwassen worden, rond hun 27ste, worden andere mannetjes eerder rivalen dan maten en vanaf dat moment zijn mannetjes vaker solitair. Het blijkt dat mannetjes concurreren om de vrouwtjes in de crèche. Slechts één mannetje per keer paart met de vrouwtjes in de crèche. Hij blijft meestal maar een paar uur bij die groep en gaat dan op zoek naar een andere crèche. De mannetjes hebben een migrerend bestaan in tegen stelling tot de crèches. Tijdens de zomermaanden trekken de dieren noordwaarts en kan men ze zelfs in Noorse wateren bezichtigen. Wanneer tegen het einde van de zomer de walvissen terug zuidwaarts trekken, gebeurt het wel eens dat er een dier de verkeerde afslag neemt en in de Noordzee terecht komt. De Noordzee is te ondiep en de potvis kan er geen voedsel vinden. Deze dieren verzwakken en sterven, meestal op zee, maar soms spoelt er wel eens een dier aan op de Belgische of Nederlandse stranden.
|
Te zien in...
Er zijn op dit moment geen dierentuinen in de BeNeLux en Duitsland bekend waar deze diersoort wordt gehouden. |